Dit verhaal vond ik vanmorgen in de bundel Een ster over de grens. Het staat al jaren in dat verhalenboek, maar ademt de tijdgeest van nu. Mooie adventstijd ❤
Het geschenk van de koning die in het verborgene heerst Eberhard Kurras
Het is nog niet zo lang geleden dat er een land was dat het grootste op aarde was. Het had bijna alle andere landen aan zich onderworpen. Het volk van het land had zich niet alleen grote roem verworven, maar ook de allergrootste rijkdom en daarom konden ze van zichzelf zeggen, dat er eigenlijk niets meer was dat aan hun geluk ontbrak.
Maar op een dag brak er in dit land een merkwaardige ziekte uit. Eerst waren er maar enkele mensen die de ziekte kregen. Daarna echter steeds meer en ten slotte groeide ze uit tot een epidemie. Door de ziekte kregen de mensen verlammingsverschijnselen. Het waren niet slechts uiterlijke verlammingsverschijnselen – ook het wezen van de mensen werd erdoor aangetast. Zij die erdoor overvallen werden, konden zich niet meer bewegen, kort daarna niet meer spreken en ten slotte zelfs niet meer denken. Daardoor raakten de mensen van dat land in grote verwarring; ze begrepen niet dat dit onheil juist in deze gelukkige tijd uitbrak.
Toen de ziekte steeds meer om zich heen greep en ook mensen besmette die een belangrijke functie in dat land bekleedden, riep de koning ten slotte zijn raadgevers bijeen en vroeg hun wat er aan deze nood gedaan moest worden. Maar meer dan dat wat de artsen reeds geprobeerd hadden, wisten de raadgevers ook niet te zeggen. De enige raad die zij de koning konden geven was in het hele land te laten omroepen dat diegene die hulp zou kunnen bieden naar het paleis moest komen.
De koning volgde deze raad op en na verloop van tijd verscheen in het paleis een oude grijze herder. Wat hij zei was voor de koning heel onverwacht. ‘Koning, er is slechts één middel dat u in deze nood kan helpen. Zend uw dochter naar de koning die in het verborgene heerst. Hij zal haar geven wat u nodig heeft.’ Toen de koning deze woorden hoorde, voelde hij een grote tegenzin opkomen, want hij wilde zijn eigen dochter niet de wereld inzenden naar een onbekende koning, die bovendien nog in het verborgene heerste. Maar toen hij ten slotte zelf ook ziek werd, besloot hij de raad van de oude herder op te volgen. En zo vertrok de jonge koningsdochter van het paleis en begon te zoeken naar de koning die in het verborgene heerst. Ze wist niet op welke plaats hij woonde, noch welke weg naar zijn woonplaats zou voeren. Maar ze was vervuld van een groot verlangen om deze koning te vinden en de mensen uit haar land te helpen. Ze liep van de vroege ochtend tot de late avond. Omdat ze aan het einde van deze eerste dag nog niets bereikt had, besloot ze niet naar een herberg om te zien, maar buiten onder de grote hemel te overnachten om vooral geen teken te missen van de koning die in het verborgene heerst.
Terwijl het donker werd klom ze naar boven en ging op de top van een berg zitten. Nu zag ze hoe de oneindige hemel boven haar welfde in een diepblauwe kleur. Nog nooit had ze de hemel zo gezien. Lang en aandachtig keek ze met grote verwondering naar de hemel boven haar en voelde zich steeds vrijer en weidser worden. Het was alsof ze plotseling deelgenoot werd van vele geheimen ter wereld. Toen ziel ze in een diepe slaap.
De volgende morgen werd ze wakker en merkte vol verbazing dat ze een prachtige diepblauwe mantel aanhad die haar geheim omhulde. Ze liep verder en kwam talloze mensen tegen. Allemaal verlangden ze hulp van haar. Soms scholden ze haar daarbij uit, maar de koningsdochter hielp waar ze kon, zonder morren of boos te worden.
Aan het eind van de dag kwam ze een mens tegen die bijna geen kleren meer aan het lijf had. Dringend vroeg hij haar om een warm kledingstuk omdat hij het koud had. Toen schonk de koningsdochter deze mens haar eigen kleed. Ze had immers de diepblauwe mantel nog. Maar toen ze verderging en zichzelf bekeek, ontdekte ze dat ze een nieuw kleed droeg; het straalde in de prachtigste rode kleuren.
Toen de koningsdochter de volgende dag verder ging werden de hindernissen op haar weg steeds groter. De wegen werden steeds onbegaanbaarder en ze voelde dat haar krachten afnamen. Maar nog steeds bleef haar wil op het doel gericht. Ten slotte kwam ze doodmoe op een weide die omzoomd werd door loof- en vruchtbomen. Stilletjes ging ze onder de grootste van de vruchtbomen zitten. Haar krachten waren uitgeput.
Terwijl ze daar zo zat en bij zichzelf dacht ‘Had ik maar de kracht om te willen’, begon de boom waaronder ze zat te bewegen. De takken en bladeren schudden zo lang tot plotseling twee schitterende schoentjes naar beneden vielen. Ze straalden van het warmste goud. De koningsdochter raapte de schoentjes op en trok ze aan. Toen voelde ze hoe een nieuwe kracht door haar leden stroomde zoals ze nog nooit gehad had. Ze kon weer verder gaan.
De vierde dag begon de weg te dalen en leidde de koningsdochter langzaam naar het binnenste van de aarde. Eerst liep ze door een beangstigende duisternis, maar langzamerhand werd het lichter en lichter, tot ze in een ruimte stond met een onbeschrijflijk en warm licht. Het leek haar alsof ze in de hartkamer van de aarde was gekomen. In het midden van de ruimte stond een troon waarop een jonge koning zat. Er straalde een milde zonneglans van hem uit. En om hem heen stonden de geesten van de natuur, de leiders der mensheid en de hoogste der engelen.
Nu wist de koningsdochter dat ze haar doel had bereikt. Hij die op de troon zat, keek naar de jonkvrouw en zag de kleding die ze droeg: de diepblauwe mantel die haar omhulde, het rode kleed en de gouden schoentjes. Toen begon hij te spreken. Hij zei: ‘Ik zie dat je waardig bent het heil te ontvangen om het aan de mensen te brengen.’ En hij gaf haar een gouden schaal gevuld met blinkend, helder water en liet de koningsdochter ervan drinken. Daarna gaf hij haar de opdracht de schaal naar de mensen te. brengen en hen te vertellen van de koning die in het verborgene heerst. Alle mensen die daaraan zouden geloven zouden van het water mogen drinken en van hun ziekte worden genezen.
De koningsdochter nam de schaal en ging terug naar het land van de mensen. Toen ze daar van haar ontmoeting vertelde wilden de meeste mensen niet geloven dat er een koning was die in het verborgene heerste. Zij die haar verhaal echter wel geloofden gaf zij uit de gouden schaal te drinken en zij werden genezen.
Zo hebben vele mensen nieuw leven ontvangen en er zullen nog velen bij komen als zij hun hart openen voor de boodschap dat er een koning is die in het verborgene heerst en die waakt over het water des levens en dit aan de mensen schenkt. Hij woont onder ons en wacht op ons.
uit: Een ster over de grens | Christofoor | 1986
Comments